• IN HERINNERING HARRY MEIJER

  • De grijns van Harry gaat nooit van zijn gezicht
    Als ik mij niet vergis, kwam Harry de selectie versterken in het seizoen ’90-’91. Harry had in de B- selectie van ADO’20 gespeeld en heeft eerst zijn kunsten vertoond in het derde van CSV.
    Zoals iedere nieuwkomer werd Harry met enig argwaan door ons bekeken. Hij kon immers de plek innemen van iemand die jarenlang een vaste waarde is geweest. Daarnaast hadden wij wel vaker spelers, die dachten goed genoeg te zijn voor het eerste, zien komen. Maar zo snel ze kwamen, zo snel hebben we ze ook weer zien gaan, als na een paar oefenwedstrijden duidelijk was dat een basisplaats er niet inzat.

    Natuurlijk hadden wij van de jongens uit het derde de lovende woorden over Harry gehoord. Maar ja, een derde is nog geen eerste. Het duurde even voordat we Harry’s voetbalkwaliteiten konden inschatten. Dat lag niet aan Harry, maar aan de gemeente. We mochten nog niet op de velden en dus mochten we lopen in het duin, zo had trainer Hans Touber -toevallig ook Harry’s buurman- bedacht. 

    Ik zie de eerste kennismaking met Harry nog voor me. Een pezige, grijnzende jongen met een oorbel en een snorretje, zoals veel voetballers in die tijd een snor hadden. Harry had een ijzersterke conditie bleek in het Castricumse duingebied. Een goede conditie wil nog niet zeggen dat je ook goed kunt voetballen.
    Na een paar weken dom gedraaf in de duinen mochten we het veld op met de bal. Dat Harry geen spectaculaire voetballer was, viel direct op. Wat ook direct in het oog sprong was Harry’s uitstekende functionele techniek. Zo zou Harry zich ook ontpoppen als voetballer: een functionele voetballer.

    Harry bewoog zich opvallend onopvallend dan wel onopvallend opvallend in de groep. Nieuwkomers proberen zich soms op een bepaalde manier te profileren of kruipen juist heel erg in hun schulp. Maar Harry was Harry. Een rustige jongen, die niet het hoogste woord had en niet op de voorgrond trad. Aan zijn grijns kon je zien dat hij het wel naar zijn zin had. Harry was vooral zichzelf.
    Door die eigenschap en door zijn voetbalkwaliteiten werd Harry al snel volledig geaccepteerd. De voetbalhumor in de kleedkamer, die eigenlijk alleen leuk is als je er zelf bij bent, beantwoordde Harry met een grote grijns op zijn gezicht. Diezelfde grijns trok Harry ook als wij zomaar uit het niets het grappig vonden om in navolging van de Duitse detective Derrick te zeggen: ‘Harry hol mal den Wagen.’

    Harry had dat eerste seizoen geen basisplaats. Dat was niet zo vreemd, want we hadden echt een uitstekend elftal. Het was dan ook geen toeval dat we kampioen werden. Harry heeft ook in dat seizoen zijn waarde gehad. Ik heb hem nooit horen zeuren en als Harry inviel, viel Harry in zoals je van Harry kon verwachten. Je kon op hem rekenen, viel altijd goed in met altijd een grijns op zijn gezicht.
    Ik heb maar een jaar het genoegen gehad om met Harry te voetballen, omdat ik ervoor koos om over voetbal te gaan schrijven. Dat Harry uitgroeide van een wisselspeler tot een onmisbare schakel heb ik dan ook niet van heel nabij meegemaakt. Harry was als een goede wijn. Hou ouder hij werd, hoe beter hij werd.

    Harry ontpopte zich tot dé steunpilaar van CSV en later het eerste zondagelftal van FC Castricum. De rustige Harry werd de leider van het team. Ik denk dat juist de rust die hij uitstraalde hem tot een groot leider maakte. In 2005 speelde Harry zijn laatste wedstrijd in het eerste. Daarmee staat hij denk ik in de top drie van spelers met de meest gespeelde wedstrijden in het eerste. Harry was toen eenenveertig. Alleen in Italië gaan voetballers zolang door. Dat was ook het enige wat Harry gemeen had met Italiaanse voetballers, want hij was wars van uiterlijk vertoon, speelde geen toneel op het veld en was altijd de rust zelve. Misschien dat alleen zijn grijns een Italiaanse voetballer niet zou misstaan.

    Hoewel hij rustig was, kon Harry ongelooflijk uit zijn slof schieten, merkte ik later op donderdagavond. Wij speelden dan partijtjes op het scherp van de snede. Toen zag je hoe goed Harry kon voetballen, maar dat hij ook heel boos kon worden als iemand verzaakte. Zo kende ik Harry niet. Na afloop dronken we gezellig met zijn allen een biertje, Harry met een grijns op zijn gezicht.
    Ineens was Harry op die donderdagavonden Harry niet meer. Je hebt spelers die geleidelijk minder worden en je hebt spelers die van de een op andere dag veel minder presteren. Harry behoorde tot die laatste categorie. ‘Ik weet niet wat er met Harry aan de hand is, maar de sleet zit er wel op’, zeiden wij dan tegen elkaar. Toen we hoorden dat Harry kanker had, begrepen wij waarom Harry op donderdag op het boardingveldje niet meer Harry was.

    Zoals hij voetbalde ging Harry ook om met zijn ziekte, had ik het idee. In mei sprak ik hem toevallig. Harry ging naar zijn zoontje Melle kijken, die als speler van FC Uitgeest voor het eerst op een groot veld ging voetballen in een doorstroomwedstrijd tegen FC Castricum. Harry vertelde mij dat hij was uitbehandeld. Voor het eerst zag ik geen grijns. Toch sprak hij niet over de dood en was vol goede moed, zo leek het. Misschien hoopte hij op een wonder, wetende dat een dergelijke wonder eigenlijk niet bestaat.

    Ik geloof niet in een hemel, laat staan in een voetbalhemel. Maar als die er toch is, dan wil ik graag met je in één elftal. Denk wel dat ik hard moet trainen om een kans te maken, want de concurrentie zal groot zijn.
    Op 9 februari was Harry op 54-jarige leeftijd voor de laatste keer dé man van de wedstrijd. In die wedstrijd verloor de Castricumse voetbalwereld een uitstekende en misschien wat onderschatte voetballer, die een standbeeld verdient. Een standbeeld met een grijns.
    Arthur Oosthoek.

    Klik hier voor de rouwkaart