• SERIE JEUGDVOETBAL (5)

  • (Jeugdvoetbal in de vijftiger jaren) Cartoon Jan Weenink. 

    Het leek mij wel een leuk idee om als besluit van de serie "Jeugdvoetbal" aan mijn veteranenvrienden te vragen, hoe zij in hun jeugd voetballen hebben geleerd. 

    In de vijftiger jaren moesten wij ons na schooltijd vrijwel zonder enige begeleiding of toezicht van onze ouders vermaken. Die waren veel te druk met werken en het huishouden. Ook kon je pas op tienjarige leeftijd lid worden van een voetbalclub. Desondanks heeft de naoorlogse generatie veel technisch vaardige voetballers opgeleverd, zoals de geniale Johan Cruijff uit het Amsterdamse betondorp en de legendarische linksbuiten Coen Moulijn uit Rotterdam.

    In die tijd voetbalden de straatschoffies in een grote stad als Amsterdam na schooltijd op de toen nog vrijwel autoloze straat, waarbij het "putjesvoetbal" met een rubber balletje zeer populair was. Maar het liefst werd er toch een partijtje voetbal gespeeld met een echte leren bal met opblaasbare binnenbal, die na het oppompen met een veter werd dichtgesnoerd.
    Frank Leonhard (1946) woonde in Amsterdam-Zuid aan de rand van de stad en kon met zijn vriendjes kiezen uit meerdere braakliggende veldjes. Als doelpalen werden jasjes gebruikt met daarop een stapel stenen. Op het brede trottoir voor de kerk in zijn straat werd er als training geschoten op het met krijtlijnen getekende doel op de zijkant van de kerk. "Kedoeng, kedoeng" echode het dan binnenin de kerk, met als gevolg dat de koster vooral tijdens een kerkdienst verhit naar buiten rende, om één van de plaaggeesten in de kraag te vatten.
    Helmuth Schmidt (1941) woonde hartje Amsterdam in een zeer kinderrijke volksbuurt en voetbalde in zijn jeugd uitsluitend op straat. Buurtbewoners konden dat niet altijd waarderen en belde de politie als er weer eens een bal door het raam ging. Op een keer kwamen ze aanzetten met een echte overvalwagen en werd Helmuth (als langste jongetje van de groep) eruit gepikt en meegenomen naar het politiebureau, waar hij een middaglang strafregels moest schrijven

    Jan Kuys (1947) en zijn voetbalvriendjes waren in Castricum wat betreft hun woonomgeving in het voordeel op de kinderen in de grote stad. Op de vrije woensdagmiddag voetbalden ze in de duinen op een groot veld achter de Papenberg. Na afloop gingen ze hun dorst lessen met duinwater uit een buitenkraantje bij het boswachtershuisje "Kijk Uit". In het dorp bedachten ze een variant van het putjesvoetbal: "het zandbakkenvoetbal": Langs de dorpsstraat waren een viertal ronde zandbakken dicht bij elkaar geplaatst met een betonnen rand van ca. 50 cm hoog. De bal in de zandbak bij één van je drie tegenstanders schieten betekende een doelpunt. Winnaar werd degene met de minste doelpunten tegen.

    Peter van Splunter (1949) moest met zijn oudste broer zijn hele jeugd keihard meewerken op het boerenland van zijn vader. In de schaarse vrije tijd voetbalden ze op een schapenveldje, ook zijn twee zussen en andere meisjes uit de buurt mochten meedoen als er te weinig jongens in de buurt waren om een partijtje mee te spelen. Wel moesten ze eerst de schapen wegjagen, voordat de doelpaaltjes in de grond konden worden geslagen.

    Bauke Oudega (1949) heeft zijn onmiskenbare voetbalvaardigheden, maar vooral ook zijn geweldige schotkracht aangeleerd, door jarenlang thuis op klompen de bal met het linker- en rechterbeen met uiterste precisie tegen een muurtje aan te trappen.

    De vader van Jan Weenink (1946) was hoofd plantsoenendienst bij een inrichting voor zwakzinnigen net buiten Ermelo. Al het personeel woonde bij de inrichting en daar waren allerlei voorzieningen waaronder sportvelden en een zwembad. Voor de kinderen was het een waar (sport)eldorado. Er kon worden gevoetbald op een mooi aangelegd sportveld met echte doelen. Er waren altijd kinderen genoeg om een onderling partijtje te spelen. Begeleiding van ouders of een trainer was er niet, zodat ze het voetbalspel zelf moesten ontdekken. Er was dan ook eigenlijk geen reden om lid te worden van een voetbalclub. Het grote voetbaltalent van Jan bleek dan ook pas op zijn zeventiende, toen hij net lid geworden van de voetbalvereniging DVS (Door Vereniging Sterk) uit Ermelo, al direct mocht debuteren in het eerste elftal.
    "de Rechtsbinnen"